Het huis als huid, schelp en wereld, als bescherming en beklemming

Tentoonstelling The World beyond the House in Museumhuis Lucien De Gheus, Poperinge. Curatoren: Reniere&Depla

Eric Rinckhout

De titel The World beyond the House lijkt simpel. Op het eerste gezicht. Het wil zeggen: de wereld achter het huis. Maar ‘beyond’ heeft tegelijk een ruimere betekenis, wat mij betreft een wat mysterieuze, filosofische connotatie. Want, geef toe, de curatoren Paul Reniere & Martine Depla hadden evengoed de titel The World behind the House kunnen nemen. En dat voelt al meteen anders aan: letterlijker, beperkter, concreter. Achter het huis – het Museumhuis Lucien De Gheus in Poperinge – ligt een tuin en in die tuin staat een nieuwe white cube, maar wat beyond the house ligt, dat is toch omvattender en tegelijk ongrijpbaarder.

‘Beyond’ is een voorzetsel en als voorzetsel wordt ‘beyond’ hier ook gebruikt, maar het is evengoed een bijwoord én een zelfstanding naamwoord van de niet-telbare soort. The Beyond en zeker The Great Beyond is het grote Onbekende, ja, zeg maar het Hiernamaals. En bij het voorzetsel ‘beyond’ denk ik onvrijwillig ook aan de Engelse vertaling van Jenseits von Gut und Böse, ‘Beyond Good and Evil’. Maar ik ga u niet om de oren slaan met een filosofisch traktaat van Nietzsche uit 1886, de filosoof met de hamer.

Ik wil u gewoon opmerkzaam maken op het feit dat dat woord ‘beyond’ nogal wat perspectieven opent. Titels zijn bij Reniere&Depla zelden onschuldig. Ze houden van licht mysterieuze titels, vaak met een zweem van melancholie, zowel voor hun tentoonstellingen als voor hun afzonderlijke schilderijen en reeksen werken. Of wat dacht u van La part des anges, de titel van hun tentoonstelling in Villa De Olmen in Wieze? La part des anges is het deel van de alcohol dat verdampt tijdens het rijpen in vaten. Maar de oorsprong van de uitdrukking zou in de alchemie liggen, waar het verwijst naar de vluchtige bestanddelen die vrijkwamen tijdens de chemische experimenten van de alchemisten, onder andere bij hun (nutteloze) pogingen tot het maken van goud of andere edele metalen. Is het bij Reniere&Depla een omschrijving van kunst? Kunst als zoektocht waarbij iets vrijkomt dat ‘voor de engelen’ is? En ook voor ons, toeschouwers? Het klinkt alvast mooi en mysterieus, ongrijpbaar en sacraal.

Rien ne se perd, rien ne se crée, tout se transforme – de titel van hun tweede biënnale in Autun – is een citaat van de Franse scheikundige Antoine Lavoisier, een kernachtige verwoording van zijn wet op het behoud van de materie. Reniere&Depla interpreteren deze uitspraak in het licht van de kunst & van de kunstenaar die steeds op zoek gaat naar nieuwe verschijningsvormen om het onnoembare uit te drukken en diverse vormen van schoonheid te creëren.

‘Beyond’ doet me ook aan een gedicht van Paul van Ostaijen denken. Een heel concreet en toch mysterieus gedicht. Concreet omdat de beelden die hij gebruikt bijzonder visueel zijn, mysterieus omdat ze in een bijna surrealistisch verband met elkaar staan. Zoals René Magritte schildert: de beelden zijn tastbaar maar ongerijmd.

Het gedicht heet ‘Avondgeluiden’, dateert van 1927 en handelt over wat verder ligt, wat ‘beyond’ is. 

“Er moeten witte hoeven achter de zoom staan

van de blauwe velden langs de maan

’s avonds hoort gij aan de verre steenwegen

paardehoeven

dan hoort gij alles stille waan

van verre maanfonteinen zijpelt plots water

– gij hoort plots het zijpelen

van avondlik water –

de paarden drinken haastig

en hinniken

dan hoort men weer hun draven stalwaarts”

De ‘ik’ die aan het woord is, en die zichzelf aanspreekt met ‘gij’, ziet niets maar hoort vanalles en denkt – vermoedt – dat er witte hoeven achter de zoom – de horizon – staan.

Dit soort gevoeligheid en ontvankelijkheid zit ook in deze expo beyond the house.

In de titel The World beyond the House ligt een heel programma besloten. Het gaat over de wereld, die achter en boven en voorbij het huis ligt. Dat is een heel universum: letterlijk en figuurlijk. Tegelijk speelt het huis een grote rol, want het is het ijkpunt. Van het huis zijn we zeker, het huis is er, het bestaat. Wat er daarachter ligt is een open vraag, en daar laten we de kunstenaars graag op los.

De tentoonstelling verkent dan ook de grote wereld hierbuiten, maar vertrekt ook steeds van het huis zelf, het huis als begrip, het huis als wereld, als echokamer, nest en huid. Maar ook, omgekeerd: de wereld als huis. Ik denk daarbij aan een andere dichter, Hugo Claus, die het in zijn Oostakkerse gedichten heeft over ‘het klemwoord huis’, het huis als schelp, en ook schrijft:

“Eenzaamheid is een woning.

(Een woning sluit zich – warm […]”

Het is één van de uitnodigingen van deze tentoonstelling: kijken naar het huis van kunstenaar Lucien De Gheus en binnenstappen in zijn leefwereld. En om zijn werkplek te ervaren, zijn fabuleuze atelier, zijn zeer diverse kunstwerken, het huis dat hij zelf gebouwd en ingericht heeft. Dit is een huis als zelfportret.

Atelier van Lucien De Gheus

Curatoren

Ik laat in het midden of de titel er eerst was, maar de ideeën erachter waren er zeker. Ze zijn een leidraad voor de keuze van de 29 kunstenaars en van hun werken. 28 als we Reniere&Depla als één kunstenaar beschouwen, met vier handen en twee paar ogen dan wel.

Reniere&Depla: we kunnen niet aan hen voorbijgaan. Eerst wil ik even een portret schetsen van deze twee onvermoeibare kunstenaars en onvermoeibare curatoren, en wijzen op hun aanpak, hun voorkeuren en hun thema’s. Thema’s die in deze tentoonstelling een echo, een verlengstuk en een klankbord krijgen.

Het allereerste werk dat ik van Reniere&Depla zag, was in 2009 op de groepstentoonstelling Fading in het Museum van Elsene met veertig hedendaagse Belgische kunstenaars. . Mijn blik werd getroffen door een schijnbaar eenvoudig werkje met een driedelige scheerspiegel die opengeklapt aan een muur hing en waarin verschillende reflecties te zien waren. De titel: De breekbaarheid van de schaduw.

De rechtse spiegel van de drie viel grotendeels buiten het geschilderde beeld. In de middelste was – wazig – een raam en een kamer te zien. En in de linkse de weerspiegeling van een okerkleurige muur. Het was wat grof geschilderd, en hoewel het in acrylverf was, deed het me denken aan de pastels van een grote meester als Edgard Degas.

Maar wie was die Reniere&Depla? Was het een grapjas: één kunstenaar die een dubbele naam had aangenomen? Nee, zo bleek na wat speurwerk: het waren twee lichamen, vier ogen en één ziel.

Het was mijn eerste kennismaking en het begin van een lange ontdekkingstocht. Later zou ik vaak schilderijen van Reniere&Depla zien waarin kamers en huizen een belangrijke rol spelen. Maar nog belangrijker is hun blik, hun schuine, verwonderde blik, hun ‘loerhoek’, een woord dat ik graag leen van Bernard Dewulf.

Reniere&Depla roepen graag de sfeer op van een versleten museum, waar voorwerpen stof en patina vergaren. Ze schilderen het verstrijken van de tijd, zoals die zich voltrekt aan voorwerpen, voorwerpen die vaak bezield lijken en een geschiedenis in zich dragen. Tegelijk geven die voorwerpen geen krimp, het verleden is definitief uit onze handen geglipt: er zijn alleen nog enkele sporen, door mensen achtergelaten. Melancholie – het ‘besef van tijdelijkheid’ – zit diep in het werk van Reniere&Depla. De keuze van deze plek, het huis van Lucien De Gheus, sluit daar nauw bij aan.

In hun schilderijen ademen voorwerpen, kamers en huizen soms een subtiele, moeilijk te benoemen dreiging. Claustrofobie ligt op de loer. Helemaal anders dan weer zijn hun bergschilderijen, waarvan ze er in deze expositie ook één tonen. Maar vergis u niet: Reniere&Depla hebben zich uitgeleefd met het archetypische beeld van dé berg, de berg zoals hij zich in onze verbeelding heeft genesteld: de berg als symbool van het verhevene, puur en subliem, de berg als uitdaging, groots en onbarmhartig voor de nietige mens, de berg als buitenkant en als ongenaakbaar voorwerp. De berg als cliché en als illusie. Ook dit is de World beyond the House: het uitbeelden van een àndere wereld.

Reniere & Depla, ‘The World beyond the House’ (links) en Tinus Vermeersch ‘Tegumen’ (rechts)

En er is ook hun nachtoog, een term van filosoof Eric Oger. De schuine blik waarmee ze naar de wereld kijken. Nacht-oog wil ik ook letterlijk gebruiken voor de reeks Darkness Visible. Het lijkt wel alsof ze zich hebben laten inspireren door de Zweedse schrijver & schilder August Strindberg, die directe impressies van de nachtelijke hemel vastlegde op lichtgevoelig fotografisch papier: zijn zogeheten celestografieën. Maar Paul & Martine hebben wel degelijk de nachthemel geschilderd, in meer dan honderd variaties. Dit is echt de wereld beyond the house: de sterren en andere fenomenen die alleen te zien zijn als het donker genoeg is en er geen lichtvervuiling is. Die nachthemels brengen zij virtuoos in beeld op kleine kaartjes ter grootte van een iPhone. Die sterren zijn lichtjaren van ons verwijderd. Opnieuw brengen Reniere&Depla een universum in beeld dat mogelijkerwijs al lang niet meer bestaat, waarvan wij alleen nog een laatste flikkering zien. Er wordt hier meer dan één grens verkend.

De kunstenaars

Rondom hun eigen werk hebben ze in Museumhuis Lucien De Gheus op drie verschillende plaatsen en sferen – huis, tuin en white cube – werk van bijna dertig kunstenaars samengebracht: oude meesters, bekende hedendaagse kunstenaars en nieuw, jong talent. U zal mij niet kwalijk nemen dat ik ze niet alle dertig opsom. Maar ik wil u wel graag enkele sleutels aanreiken.

Het motief van het huis keert regelmatig terug, onder andere bij Saar De Buysere met haar sculpturen van een huisje, wankel op een rots, al dan niet onder een stolp.

Saar De Buysere, ‘Haus am Berg’

Koen Broucke schildert vergezichten vanuit het torenraam van zijn Villa des Roses, zijn atelier – broeinest & broedplaats – in Waulsort aan de Maas. Hij schildert ook zijn omgeving beyond the House en er is dat enigmatische werk met een gordijn voor het raam. Verf onthult en verhult en dat doen schilderijen ook. Kijk maar naar het tweeluik van Loïc Van Zeebroek.

Koen Broucke, De slaapkamer (Het gordijn), 2020

Isa De Leener doet het nagenoeg minimalistisch met een eenvoudig raamwerk, waarmee ze een huis, een uitzichtpunt oproept. In het ruime, verrassende atelier van De Gheus heeft ze twee monumentale zuilen opgetrokken, gemaakt van plafondlatjes, afbraakmateriaal van een huis. Soortgelijk afbraakmateriaal gebruikt Camiel Van Breedam voor een wankele constructie die hij als titel Soutine in Céret heeft gegeven.

Isa De Leener, Grote Zuilen, 2022.

En er is Geerke Sticker, die de ruimte van een huis als een sculptuur voorstelt. De binnenkant als één monolithisch blok. Ondoordringbaar.

Maar ook het lichaam is aanwezig. In het werk van Oscar Jespers, Edgard Tytgat en Lucien De Gheus. Mannen die naar vrouwen kijken, met als tegenwicht de schilderijen van Karin Hanssen, die de vrouw een andere aanwezigheid geeft.

Karin Hanssen

Er is de huid, die zo prominent, tactiel en aaibaar in en om de sculpturen van Anton Cotteleer zit. Tegelijk introduceert hij het theam van de kat als huisdier introduceert. Het echtpaar De Gheus had geen kinderen, maar ze hadden wel veel katten. Lucien heeft elke kat zelfs een individueel graf gegeven, in de tuin.

Vergeet ook de hond van Warre Mulder niet: hij drijft rond op de vijver en bewaakt het huis. Cave Canem! Daarnaast staat de hagelwitte sculptuur van Renato Nicolodi: is het een toegangspoort of een mausoleum, dat gebeeldhouwd is rond de leegte die een aflijvige achterlaat? Staat het op een grafheuvel?

Renato Nicolodi, Babel IV, 2022

Nog meer architectuur bij Katleen Vinck. Haar vaak monumentale sculpturen lijken fragmenten te zijn van bouwsels en constructies. Soms lijken het restanten van een ingestorte tempel of ontmantelde industriële structuur, terwijl andere werken verwijzen naar intussen voorbijgestreefde technologie, zoals satellieten uit de beginperiode van de ruimtevaart.

Maar ook een boek kan een huis zijn, een mentale, zelfs sacrale ruimte waarin plaats en tijd van een andere orde zijn. De fascinatie voor het boek heeft Jan De Maesschalck meer dan eens virtuoos in beeld gebracht.

Jan De Maesschalck

Slot

In deze tentoonstelling verkennen curatoren Reniere&Depla het motief van het huis als een wereld op zich, als bescherming maar ook als beklemming. Het huis is een huid, een venster, een uitzichtpunt. Het huis is een dak en een woning. Een huis is vele kamers, een atelier, een keuken en een balkon, een plek waar we verzamelen en vergeten, op zolders en in kelders. Waar plots het verleden kan opduiken en herinneringen kunnen schrijnen.

Een huis is een plek waar eenzaamheid schuilt maar ook de plek waar mens en dier samenleven, waar gedroomd en geleden wordt, waar men afscheid neemt maar waar men ook – gelukkig maar – het leven viert.

Deze tekst is een aangepaste versie van de inleiding die ik uitsprak op zaterdag 27 mei 2023 in Museumhuis Lucien De Gheus in Poperinge bij de opening van de tentoonstelling ‘The World beyond the House’. De tentoonstelling loopt tot 24 september. http://www.luciendegheus.be